Het bewegen met je vingers en handen wordt de fijne motoriek genoemd.
Je fijne motoriek gebruik je bij heel veel alledaagse taken, zoals het open en dicht doen van knoopjes, het opendraaien van de dop van een fles of het smeren en snijden van een boterham.
Kinderen in groep 1, 2 en 3 gebruiken hun fijne motoriek natuurlijk ook volop bij de kleutervaardigheden en het (voorbereidend) schrijven.
Kinderen ontwikkelen hun fijne motoriek vaak spelenderwijs, door tekenen en kleuren, verven, vouwen, prikken, knippen en plakken. En door te bouwen met constructiemateriaal of met blokken, kralen te rijgen of te puzzelen.